Zo, weer op weg naar huis. Net
gauw voordat ik in de trein stapte, bij de stationskiosk een
blocnote en pen gekocht. Ik wil deze dag bewaren. Hij was zo mooi.
...
Zondagochtend. De klok geeft 8.15
uur aan. Het zwakke licht door de gordijnen zegt me dat de dag al
begonnen is. Gauw uit bed. Zou ik het nog halen? Ik ga het in ieder
geval proberen. Met een soepele beweging stap ik uit bed. Snel pak
ik m’n overhemd en sokken uit de kast. Mijn spijkerbroek hangt al
klaar over de kruk naast me. Alleen de spijkerbroek trek ik nog niet
aan. De gesp van de riem zou m’n vriendin uit haar droom kunnen
halen. Zo-even had ze zich nog omgedraaid en haar hand uitgestoken.
Ik zoen haar en beantwoord haar reikende hand bij wijze van ‘goedemorgen’
en kijk in de nog slaperige ogen. "Waarschijnlijk ben ik straks
wandelen." Om haar niet teveel uit haar slaap te halen houd ik
de boodschap kort. Ze knikt bevestigend en draait zich weer om en
valt weer in slaap.
Snel was ik me en loop de trap af
naar beneden. Er steekt geen krant uit de bus want het is zondag.
Als eerste doe ik de gordijnen open van de huiskamer om de ochtend
binnen te laten. Gelukkig oogt het buiten goed, precies als ik
gehoopt had; strakke blauwe hemel en een strak ochtendzonnetje. Ik
kreeg er de kriebels van. Het weerbericht voorspelde niet veel
goeds; bewolking, beetje zon en vooral regen.
Het was vorige week al begonnen,
na een lange vakantie in Egypte, bleek in Nederland de herfst al te
zijn begonnen. Ik weet niet hoe het kwam maar dit keer kwamen mijn
herfstkriebels wel heel heftig. Het fluiten van de vogels, het
geritsel van de bladeren, de wind, de geur, de kleuren, en de late
oogsten in de boomgaarden van appels en peren; allemaal deden ze me
hunkeren naar mijn speciale herfstgevoel: de bossen tussen Groesbeek
en Malden in de buurt van Nijmegen. Ik ben ertussen opgegroeid,
temidden van het prachtige heuvelige bossen vol eiken, dennen,
beuken en vooral kastanjebomen. Aan de rand van die bossen ligt een
bungalowpark met zo’n twintig of dertig kleine bungalowtjes.
De meeste zijn wit geschilderd en dragen op de voorzijde een
geschilderd dier uit de bekende middeleeuwse dierenepos
van Reinaert de Vos. Zo is er huisje Bruneel
de Otter, Isegrim de
Wolf, Crayert de Haan
en natuurlijk ook Reinaert
de Vos. Hier bracht ons gezin vaak de schoolvakanties door. We
hadden het geluk dat onze vader in het onderwijs zat. Zo konden we
tijdens de schoolvakanties dus met het hele gezin op vakantie. Wat
waren dat soms toch heerlijke uurtjes. Soms zwierven we uren door de
bossen en omringden ons met al dat moois dat ook wel natuur genoemd
wordt.
We hebben het allemaal, m’n
ouders, mijn tweelingbroer en m’n andere broers en zussen;
allemaal houden we van bos en vooral die bossen daar. Toch heb ik
het gevoel dat geen van hen het zo sterk heeft als ik. Minstens
één keer, maar soms ook twee of drie keer per jaar kom ik er terug
om me weer op te laden en te genieten van al die mooie natuur en
zeker ook mooie herinneringen. De herfst was vooral altijd een
hoogtepunt. In dit jaargetijde geven de bossen extra veel moois
prijs. De mooie bladertooien, de paddestoelen, het getwingel van de
vogels en ook kastanjes vormen dan een voor mij onweerstaanbaar
extraatje.
Mijn vriendin had ik twee dagen
geprobeerd warm te krijgen voor een lekkere herfstwandeling in
Groesbeek, maar een opkomend griepje en de niet al te rooskleurige
weersverwachtingen, voor mij zo passend bij de herfst, hadden haar
de zin ontnomen. Toen ze me had gezegd niet te willen wandelen had
ik er goed over nagedacht, voor ik haar vertelde dat ik toch wilde
gaan. De herfst lag er voor het oprapen en over een week of drie was
alles weer over. Ondanks de teleurstelling van mijn volharding vond
ze het goed dat ik ging.
Snel smeerde ik m’n brood; drie
boterhammen als ontbijt en nog eens drie als lunch. Beide stapeltjes
deed ik in een boterhamzakje. Er was geen tijd meer om mijn ontbijt
rustig thuis op te eten. Wel dronk ik snel nog een mok thee. Gauw m’n
nieuwe jas aan. Ik kon me geen betere gelegenheid indenken om m’n
nieuwe herfstjas uit te proberen. Zachtgeel, met groene voering en
mijn vriendins’ goedkeuring had hij ook nog een waterdichte
coating, zodat ik er ook bij een herfstbuitje goed vanaf zou moeten
komen. Verder deed ik een kleine opvouwbare paraplu, m’n
regenbroek, een sinaasappel, peer, mandarijn een de dikke
zaterdagkrant in een linnen tas als dagbagage. Hier zou ik het
vandaag mee moeten redden.
Ik moest snel fietsen wilde ik de
trein halen dus ik vloog over het fietspad en arriveerde vijf
minuten voor vertrek op het station. Ik had pech. Twee
mede-treinreizigers waren bezig twee kaartjes uit de biljetautomaat
te toveren. De keuze ‘snel’ is helaas niet één van de opties
bij de keuzes van de automaat. Ik vroeg nog: "Wilt u ook de
komende trein halen?" Dat wilden ze dus ik kon alleen maar
wachten. Toen de dames klaar waren, ze hadden het snel gedaan, kwam
een trein het perron op. De dames stapten in. Terwijl ik de toetsen
van de automaat indrukte zag ik in m’n rechter ooghoek een
conducteur op z’n horloge kijken. Toen ik in z’n richting keek
maakte hij met z’n hand een gebaar dat ik rustig aan kon doen. Hij
dacht vast dat ik ook met deze trein mee wilde. "Ik moet zo de
trein aan het andere perron hebben. Die komt ook zo." Eigenlijk
had mijn trein er nu moeten staan, maar gelukkig was hij te laat.
Een paar minuten nadat ik op het tweede perron aan de overkant was
aangekomen, kwam de trein. Niet veel later zat ik mijn boterhammen
te eten en de zaterdagkrant door te lezen. Even voor half elf moest
ik vlug de krant wegstoppen; we waren in Nijmegen. Nog steeds een
prachtig blauwe hemel en een stralende herfstzon.
Bij de stationsstalling huurde ik
een fiets en toog naar m’n startpunt; de kantine van het
zweefvliegveld in Malden: de Zweef-Inn. Ik had besloten via de
Bieselse Baan te fietsen, een zandweg met fietspad, die al direct
aan de rand van Nijmegen begint en vlak langs het spoor loopt. Ik
was nog maar amper op het fietspad of de herfst boorde zich op m’n
netvlies. De druppels aan de bomen, het zonlicht dat tussen de bomen
door drong en de grote contrasten, de prachtig geel gekleurde
bladeren, de zwarte stammen van de bomen nog nat van de regen en de
zang van de vogels. Het bleek een heerlijke dag. Door de dampige
lucht leek het of de zon lichtbalken door de bladerenhemel straalde,
die je bijna kon vastpakken, zo tastbaar aanwezig.
Het was opvallend druk terwijl ik
de Bieselse Baan af fietste. Niet vanwege fietsers maar vanwege het
grote aantal wandelaars. Het waren geen gewone wandelaars maar echte
wandelaars. Wandelaars in trainingspakken die niet alleen voor het
bos waren gekomen maar ook om een bepaalde afstand te lopen. Er
bleken wandelingen van 5, 10, 15 en 30 km te zijn uitgezet door een
Gelderse Wandelvereniging. Vlak bij het vliegveld was een
controlepost en binnen in de kantine was het een gezellige drukke
boel. Ook enkele EHBO-ers hadden zich in de hoek van de kantine
genesteld. Aan de bar bestelde ik een warme chocomel met slagroom,
die alleen op zo’n dag als deze smaakt als de meest lekkere op
aarde. Tien minuten later begon ik m’n herfstwandeling. Mijn fiets
liet ik achter.
Als eerste wandelde ik langs ons
oude bungalowpark ‘Cantecleer’.
Rechts lagen enkele kleine vakantiehuisjes van de wat beter
gefortuneerden. Links langs een hek met erachter een lange aarde wal
waren af en toe de daken van kleine stacaravans; onderkomens van
asielzoekers. Een kleine end verder eindigde de wal en kwamen twee
bungalowtjes in zicht. Ze waren er nog; zo wit en met nog steeds een
dier. Nu de bungalowtjes niet meer dienst doen als vakantiehuisje
had ik verwacht dat de dieren, die naar de beeltenis van de naam van
het huisje op de muur waren aangebracht, wel langzaam zouden
verdwijnen. Ze waren, zo te zien, keurig geschilderd en bijgehouden,
nog steeds aanwezig. Toch was ik wel een beetje jaloers op die
asielzoekers, al begreep ik wel dat wanneer je van tijd tot tijd in
zo’n huisje mag verblijven, het verblijf erin veel aangenamer is
dan als je er in moet verblijven.
De huisjes waren al oud. Sommige
stonden er al vijftig jaar. In de laatste jaren waarin wij er met
ons gezin kwamen, hadden mijn ouders er de voorkeur aan gegeven in
één van de huisjes van de tweede
generatie te verblijven. Deze huisjes waren beter geïsoleerd,
hadden centrale verwarming en waren uiteraard nieuwer en
comfortabeler. Hoewel ik goed kon begrijpen dat deze huisjes voor
hen veel aangenamer waren mis ik in deze huisjes toch wel het
weetje-nog-van-toen-gevoel, en vond ik het jammer dat we niet in zo’n
oud huisje zaten.
Na weer het pad helemaal
uitgelopen te hebben en het park helemaal uit het zicht was, ging ik
verder het bos in. Het licht, de kleuren, de stilte en de rust zijn
voor mij onmogelijk te beschrijven, maar ik had geen spijt dat ik
hier helemaal alleen liep; heerlijk wat een herfst.
Weer
een paar paden verder door; "Ha, mijn eerste
kastanjeboom". Ik begon als een geroutineerde kastanjezoeker te
zoeken. Ja, ze zaten er weer in, in die prikkelige hoesjes. Met m’n
wandelschoenen met dikke zool was het een fluitje van een cent om ze
open te trappen. Snel vulde ik m’n zakken. Soms pakte ik ze er bij
de haren uit. Dat was het meest ideaal. Soms moest ik ze echt pakken
en prikte ik me aan de stekels van de huls. Terwijl ik daar stond te
rapen moest ik aan m’n vriendin denken. Die kon dat nog steeds
niet snappen dat je als kastanjezoeker moeilijk kan stoppen en vlug
de neiging hebt door te gaan, al heb je genoeg voor een heel
weeshuis.
Sinds een paar jaar had ik de
smaak goed te pakken. Eerst een paar dagen drogen bij de kachel, dan
zijn ze iets ingedroogd en rammelt de noot in de harde schil.
Wanneer je de schil er nu afhaalt dan is het vliesje van de noot er
redelijk makkelijk af te krijgen door in de noot te knijpen. Het
vliesje smaakt heel bitter als je het er omheen laat. Als kind had
ik nooit het lekkere van de kastanje begrepen maar ik vond het
heerlijk om ze te zoeken en ze van hun stekelige bast te ontdoen.
Die verzameldrift kan ik nog steeds niet helemaal verklaren, maar ik
weet wel wat ze nu voor me betekenen. Ik pluk er m’n herfst mee;
ook die gezellige momenten met elkaar en ze smaken me tegenwoordig
ook nog.
De kastanjebomen staan wijd
verbreid door het bos dus na een poosje geraapt te hebben liep ik
verder naar de volgende boom. Sommige kastanjebasten oogden zich als
rijpe vruchten; bruingeel en al iets opengescheurd en de rijke
inhoud tonend. Andere waren groengeel en strak verpakt en lieten
zich alleen door een stevige trap openen. De kastanjes die hier soms
in zaten waren soms ook nog een beetje wit en, "vast niet zo
lekker", dacht ik.
Na mijn derde of vierde boom klonk
er geritsel. Was het wind of.....? Ja, het was regen. Plots kwam er
als uit het niets een plens water naar beneden zetten. Met de
paraplu in de hand en mijn nieuwe jas goed dicht, zette ik mijn
kastanjeverzameltocht voort. Na een paar kastanjebomen keek ik eens
hoeveel ik er al had. Wilde ik straks niet bezwijken onder het
gewicht moest ik toch iets gaan matigen. Bij elke volgende boom
besloot ik nog maar vijf kastanjes te rapen.
Twintig
minuten later scheen de zon weer hoewel er ook van tijd tot tijd een
grijze wolk voorbij kwam. Ik besloot het pad vlak aan de rand van
Groesbeek te lopen, ook wel Philosofenweg genoemd. Op dat pad staan
een paar prachtige oude dikke Amerikaanse dennen. Hun dikte dwingt
respect af. Ze rijken hoog de lucht in. Aan het eind van het pad
kwam ik weer bij het spoor waar ik een pad richting het
zweefvliegveld nam; terug dus. Net om het hoekje, vlak voor de brug
over het spoor was een klein soort wachthuisje. Het was niet echt
een wachthuisje maar een soort gewelfde nis met een bankje erin.
Links ervan stond een grote steen rechtop met de tekst
"Landgoed de Hoge Hoenderberg". Tot hier reikte vroeger
het landgoed de Hoge Hoenderberg. Vermoedelijk stond hier vroeger
een Mariabeeld in, maar nu was er een bankje, waar ik maar al te
graag gebruik van maakte. De zon scheen vrolijk en links en rechts
schenen de herfstkleuren me tegemoet. Ik pakte m’n lunchpakketje
en at m’n boterhammen rustig op en sloot mijn maaltijd af met een
sappige peer. Een kwartier later vervolgde ik m’n weg weer.
Het was rustig hier; weinig
wandelaars. Ik zou alleen, zo’n tien minuten later, gepasseerd
worden door een wat oudere vrouw en jongere man, beide hoog gezeten
op een paard. Mijn ‘goedemiddag’ werd vriendelijk beantwoord
door de vrouw, al wist ik niet precies wat ze precies mompelde. Ik
dacht; ook met paard is het vandaag een heerlijke herfstdag. Nu
moest het maar even. Geen toilet in de buurt dus dan maar tegen een
boom; niemand die me ziet.
Na een tijd kwam ik op open
terrein en zag ik rechts een groot huis liggen. Even herkende ik het
niet maar toen wist ik het weer; landhuis de Hoge Hoenderberg.
Rechts liep ik het sterk stijgend pad omhoog tot vlak onder het
landhuis, en genoot van hier uit even van het uitzicht naar het dal.
Een klein stukje verder kwam ik op het plat vlak op de berg. Dit
grote landhuis kende ik ook al m’n hele leven en toch was ik er,
zover ik wist, nooit binnen geweest. Ook nu liep ik verder naar
links richting bungalowpark dat vlak in de buurt lag. Hier lag een
van de andere ingangen van het bungalowpark. Als ik er iets in zou
lopen dan zou ik even later rechts het huisje
Bruneel zien. Hier hadden wij tijdens vakanties vaak in gezeten
omdat het lekker aan de rand lag en een van de grotere huisjes was
waar we met het hele gezin goed in pasten, terwijl er dan ook nog
plaats was voor logees. Soms waren we er met z’n tienen.
Hoewel er een bord stond ‘verboden
toegang’ kon ik dit keer de verleiding niet weerstaan en besloot
ik het pad in te lopen. Bij de eerste de beste wagen of persoon zou
ik het hazenpad kiezen. Gelukkig kwam niemand en zag ik inderdaad al
spoedig Bruneel liggen. Ik liep met spanning verder en zag, toch een
beetje onverwachts, links het speelterrein liggen, met als
middelpunt een groot rond kinderzwembad met daarin weer een iets
dieper kinderzwembad in stervorm
met midden in een fontein in de vorm van een doopvont, die het al
heel lang niet meer deed. M’n tweelingbroer Fred en ik hadden eens
een gat in het zand gegraven precies aan de rand van het zwembad. We
waren al bijna onder het zwembad toen er roet in het eten werd
gegooid. Dat mocht echt niet hoor, en het gat moest weer dicht. Ik
zag dat ze er ook een nieuw speelrek in hadden gezet. Ook hadden ze
er een hek omheen gezet. Terwijl ik tussen de struiken naar de
speelplaats aan het kijken was zag ik iets rechts van mij een stuk
bord liggen. Ik herkende het lettertype van het bord, waarmee
vroeger ook de borden van de bewegwijzering waren beschilderd. Links
was er een stuk af dus de tekst was niet helemaal duidelijk:
"..en Zand, vuil en, ..tenen, ..n het, ..er gooien". Er
had moeten staan: "Geen water, vuil en stenen in het water
gooien. Dat bord stond vroeger vlak bij het zwembad om er voor te
zorgen dat de bodem schoon bleef. Hoe dit bord zo lang goed gebleven
was, was mij een raadsel, maar ik dacht wel, dat ze dat bord vast
niet meer nodig hadden, en stopte het bij de kastanjes. Hoewel er
een stuk af was, maakte dat het juist handzaam en makkelijk om mee
te nemen. Mijn dag was compleet; een prachtige herfstdag, kastanjes
en nog een trofee ook.
Ik
liep weer terug en wilde het pad terug langs het bungalowpark nemen,
toen ik de weg waarop ik stond herkende als de weg waar ook iets
verderop een groot kruisbeeld moest staan. Even later stond ik voor
het beeld. Het hoofd hing naar beneden en z’n ogen waren half
dicht. Aan de voet van het beeld was een metalen rand met gaten om
bloemen in te zetten. Daar ik niks had en het jaargetijde ook geen
uitkomst kon bieden, gooide ik een kastanje op de grond, vlak aan de
voet van het beeld. Mijn geluk van vandaag kon niet op tegen het
leed wat hij geleden heeft. Ik schaamde me een beetje. Ik bedankte
hem voor deze mooie dag en liep via het bewuste pad weer terug naar
mijn startpunt bij de kantine van het zweefvliegveld Zweef-Inn.
Met een tweede chocomel met
slagroom sloot ik mijn wandeling af en fietste ik terug naar het
station om daar de trein naar huis te nemen, iets na drieën. Ik had
nog net tijd om bij de kiosk een pen en blocnote te kopen. Ik wilde
deze dag bewaren en op weg naar huis schreef ik dit verhaal. In
Breda moest ik overstappen en had ik genoeg tijd om even m’n
vriendin te bellen; "Om kwart voor vijf uur ben ik weer thuis.
Het was een prachtige herfstdag".
Deze website laat zien hoe
Bungalowpark Cantecleer vroeger was.
Deze site is gemaakt door Ben J. Hilgers en pagina is laatst bijgewerkt
op 04.07.2006
Oud vakantieparkgangers, bewoners en Groesbekers schrijf a.u.b. in het gastenboek.